“For justice we must go to don Corleone”
Bonasera Meets Don Vito Corleone and Asks Him a Favor – The Godfather, 1972 – www.youtube.com/watch?v=rog7kB0NYCo
*
‘Vertel, want je glimlacht als de kat in Alice in Wonderland. Wat is er zo amusant?’
- ‘”Ze”kennen hun klassieken niet, ze hebben een narcistisch-solipsistisch zelfbeeld en ze denken compartimentalistisch. Oef! Natúúrlijk stapt er niemand naar de politie! Dat lijkt me nogal wiedes. Onder welke steen leven de nomenklatoeristi en notabéééélen in de Nederlandse polder?’
‘Ah, ik snap jou: “men” zou het verontrustend moeten vinden dat er niemand naar de politie stapt. In plaats daarvan verbazen ze zich bij de politie over de domme burger. We schuiven en scharrelen onherroepelijk richting de afgrond en het moeras in, en “men” verbáást zich …. Dat is best beklemmend, ja.’
- ‘Amerigo Bonasera stapt eerst naar de politie nadat zijn dochter is aangerand en in het gezicht getekend. Wat wordt de goede man daar wijzer van? Vito Corleone gispt hem daar mild over en Bonasera stelt zich onder Vito’s bescherming. De service economy of crime, waar in kringen van de nomenklatoera toch tamelijk afstandelijk en theoretisch over wordt gekeuveld. Vaak overgoten met Wichtigmacherei. Je kunt als burger alleen maar hópen dat bijvoorbeeld een Cyrille Fijnaut achter de schermen en onder de radar nog wordt geraadpleegd. Nou zit jij te grijnzen.’
‘Ja, ik denk aan politiechef Hamit Karakus: “….is het goed mogelijk dat een slachtoffer in dit conflict ook gemakkelijk een dader kan zijn, waardoor er mogelijk niet snel naar de politie wordt gestapt.” Kakakus zit er dicht tegenaan, maar hij blijft in de hem toegewezen en toegestane ruimte om te denken en te verwoorden: slachtoffer – dader, staan voor hem vast. Ik denk ook aan de gangsters die bij vol daglicht duizenden mensen over de kling jagen en overhoop schieten, die hun middelvinger opsteken naar alle internationale gerechtshoven, die een soevereine staat bombarderen om dáár gangsters een kopje kleiner te maken en die als kers op de taart een heuse discussie op gang weten te brengen over deelname aan het Eurovisie songfestival. Dat is koddig, hilarisch en buitenproportioneel-tragisch tegelijk.’
- ‘Me dunkt. Je zegt het. En je dan verbazen dat er niemand naar de politie stapt? Lees om te beginnen die kleine brochure van Kant: De eeuwige vrede, precies honderd bladzijden inclusief inhoudsopgave en register. Dat moet zelfs voor politiebeambten en -functionarissen te behappen zijn, denk je niet?’
‘Hm, geloof je dat? Denk aan de onderwijsgletsjer van Henk Hofland, die heeft echt niet stilgestaan. Die heeft maatschappijbreed zijn verwoestende werk gedaan. Ze hebben niet voor niets pas iemand die Gijs Moes heet benoemd. Die naam alleen al: Amerigo en Bonasera. Dat is het hele verhaal in een notedop; meteen aan het begin van de roman. Een Italiaans-Amerikaanse begrafenisondernemer in die context kán gewoon niet anders heten. Ach, in Nederland hebben we een Bolle Jos, nietwaar?’
- ‘Zo’n songfestival, een voetbalbekerwedstrijd met hysterisch publiek en maffe mega-salarissen voor analfabetische spelers, een uitgebreid in de massamedia getoonde systematische massamoord, ‘Nederland bakt’, alles in dienst van de roes, de verdoving.’
‘ Jij hebt het nog over de grote en daarom tamelijk abstracte roes, maar de kleine, geprivatiseerde, roes rukt onstuitbaar op. Hetgeen er op dat eiland van Epstein gebeurde, is denk ik, te zien als een soort tussen-fase, nog alleen voor de superrijken en mega-machtigen weggelegd. Nóg wel, maar ook de gemiddelde burger meent steeds meer en vaker recht te kunnen doen gelden (entitled) op de roes van een moord, bijvoorbeeld (recent het geval Lisa in Nederland en nu net weer de moord op die Amerikaanse influencer). Dan is het tamelijk verontrustend dat de leden van de diverse nomenklatoera’s die signalen blijkbaar misverstaan of misschien helemaal niet eens (wensen te?) lezen.’
……………… ………………… ………………….
……………… ………………… ………………….
www.ad.nl/binnenland/politiechef-verbaast-zich-over-radiostilte-na-gefilmde-mishandeling-ook-ouders-van-slachtoffers-reageren-niet~a430b8be/
*
Der Glaube an den Rausch. – Die Menschen der erhabenen und verzückten Augenblicke, denen es für gewöhnlich, um des Gegensatzes willen und wegen der verschwenderischen Abnützung ihrer Nervenkräfte, elend und trostlos zumute ist, betrachten jene Augenblicke als das eigentliche Selbst, als »sich«, das Elend und die Trostlosigkeit als die Wirkung des »Außer-sich«; und deshalb denken sie an ihre Umgebung, ihre Zeit, ihre ganze Welt mit rachsüchtigen Gefühlen. Der Rausch gilt ihnen als das wahre Leben, als das eigentliche Ich: in allem anderen sehen sie die Gegner und Verhinderer des Rausches, sei dieser nun geistiger, sittlicher, religiöser oder künstlerischer Natur. Diesen schwärmerischen Trunkenbolden verdankt die Menschheit viel Übles: denn sie sind die unersättlichen Unkraut-Aussäer der Unzufriedenheit mit sich und den Nächsten, der Zeit- und Weltverachtung und namentlich der Welt-Müdigkeit. Vielleicht könnte eine ganze Hölle von Verbrechern nicht diese drückende, land- und luft-verderbende, unheimliche Nachwirkung in die fernste Ferne hin haben, wie jene kleine edle Gemeinde von Unbändigen, Phantasten, Halbverrückten, von Genies, die sich nicht beherrschen können und allen möglichen Genuß an sich erst dann haben, wenn sie sich völlig verlieren: während der Verbrecher sehr oft noch einen Beweis von ausgezeichneter Selbstbeherrschung, Aufopferung und Klugheit gibt und diese Eigenschaften bei denen, welche ihn fürchten, wach erhält. (………….) ( ……………. )
Nietzsche, Morgenröte, I:50